DE NPAV PRESENTEERT
Collegereeks Psychoanalyse 2020-2021
De Nederlandse Psychoanalytische Vereniging organiseert wederom 3 keer een blok van 4 avonden college voor studenten en basispsychologen* op het Olympiaplein. Met dit initiatief stelt de vereniging belangstellende studenten en basispsychologen* in de gelegenheid (verder) kennis te nemen van het psychoanalytische gedachtegoed. De docenten zijn ervaren psychoanalytici die rechtstreeks vanuit hun dagelijkse ervaring kunnen spreken over theorie en praktijk.
Benieuwd naar het programma van 2019-2020? Bekijk het hier
De colleges worden aangeboden in blokken zodat er continuïteit is in het programma, onderwerpen uitgediept kunnen worden en er gelegenheid is voor casuïstiek en eigen inbreng van studenten en basispsychologen*. De blokken kunnen ook afzonderlijk worden gevolgd. Aan het eind van ieder blok krijgen studenten en basispsychologen* een certificaat van deelname en mogelijk kunnen er colloquium-punten aan worden toegekend.
Blok 4
De taal van het onbewuste
– Edwin Bouman
Mensen hebben zich vermoedelijk op een of andere manier altijd al beziggehouden met de onbewuste wereld, maar sinds Freuds systematische theorievorming heeft het een heel bepaalde plek in ons denken gekregen. Sterker: de openingszin was letterlijk niet denkbaar zonder Freuds inzichten in de psyche en de manier waarop we ongewenste gevoelens, voorstellingen en gedachten verdringen.
Hoezeer we echter proberen het verdrongene onbewust te houden, dat lukt vaak maar ten dele en dan manifesteert het onbewuste zich in een taal die allerlei vormen aan kan nemen, zoals via de droom, maar bijvoorbeeld ook in alledaagse vergissingen of versprekingen, en in de humor. Daarnaast zijn de klachten en symptomen waarmee mensen zich in therapie melden in analytische zin ook te begrijpen als een manifeste expressie van onderliggende, nog onbewuste conflicten.
In deze collegereeks onderzoeken we, o.a. aan de hand van literatuur en filmfragmenten en eigen voorbeelden, verschillende manieren waarop het onbewuste zich kan manifesteren en praten we over het zicht krijgen op de achterliggende betekenissen. In het dagelijkse, maar heel nadrukkelijk ook in de behandelkamer, waar de analyticus sensitief probeert te zijn voor het verstaan van de onbewuste taal die zich op zoveel manieren kan aandienen, en die zo indicatief kan zijn voor hetgeen zich ten diepste afspeelt, waar de patiënt aan lijdt en wat daarin verandering kan brengen.
Literatuurtips volgen nog.
Schaamte, afgunst en jaloezie
– Leontine Brameijer
Waarin problematiek die is ontstaan in de eerste levensfase wordt besproken onder meer aan de hand van ‘Envy and Gratitude’ van Melanie Klein.
Blok 5
Schaamte, afgunst en jaloezie zijn voor ons allemaal zeer herkenbare innerlijke fenomenen, al hebben sommigen meer last van deze emoties dan anderen. Ook zijn we soms het mikpunt van de afgunst en jaloezie van anderen. Afgunst heeft vaak de vorm van een destructieve aanval en kan zeer ontregelend zijn, zowel voor de aanvaller als voor de aangevallene. Jaloezie doet zich voor in relaties, bijvoorbeeld wanneer we niet kunnen verdragen dat de liefde die we verlangen van de ander gedeeltelijk of geheel naar een derde gaat. Wanneer we ons bewust worden van onze afgunstige en jaloerse acties jegens anderen kunnen we overvallen worden door schuld en schaamte, vervelend om te voelen maar een gunstige ontwikkeling in de zin dat deze gevoelens aanzetten tot pogingen iets goed te maken, te repareren, en zo het contact met de ander te herstellen. De weg is dan ook vrij om te gaan voelen wat de ander wel geeft, en wat jezelf te bieden hebt. Afgunst en dankbaarheid zijn begrippen waarmee Melanie Klein de theorie van de door haar bewonderde Sigmund Freud heeft uitgebreid en verrijkt. Haar boek ‘Envy and Gratitude’ verscheen in 1957, drie jaar voor haar dood. Freud ontdekte natuurlijk al veel eerder de zogenaamde ‘penisnijd’. Voor het werk van de analyticus in de spreekkamer is de theorie over afgunst van wezenlijk belang. Afgunst speelt een grote rol in het ontstaan van psychopathologie en in het al of niet succesvol verlopen van een analyse. Zo kan de ‘negatieve therapeutische reactie’ gezien worden als manifestatie van afgunst naar de analyticus.
Programma per avond
1. Afgunst en jaloezie in de kinderkamer.
De eerste avond van dit blok zal in het teken staan van de vroege ontwikkeling. Melanie Klein deed haar eerste ontdekkingen toen zij begin jaren twintig van de vorige eeuw in Berlijn kinderen ging analyseren. Na een korte presentatie over deze eerste speltherapieën zullen we een begin maken met het bespreken van haar boek ‘Envy and Gratitude’, dat de rode draad zal zijn in deze cursus. We zullen onder andere praten over de vroege ontwikkeling zoals Klein die zag, en over de verschillen tussen afgunst, jaloezie en gulzigheid (‘greed’).
Literatuur:
Klein, M. (1957), Envy and Gratitude. The collected works of Melanie Klein vol 3, London, Karnac, 2017, pp 176-235.
2. De rol van afgunst in het ontstaan van psychopathologie en in de psychoanalytische kuur.
We zullen de bespreking van ‘Envy and Gratitude’ voortzetten, nu meer vanuit het gezichtspunt van de psychopathologie die we aantreffen bij volwassen patiënten. In de ‘diagnostische’ systemen die in de GGZ worden gebruikt worden ziektebeelden van elkaar onderscheiden waaraan dezelfde dynamische processen ten grondslag liggen. Hoe verhoudt de psychoanalyse zich tot dergelijke indelingen en tot de hedendaagse niet-analytische behandelpraktijk? Verder zullen we ons bezighouden met het werk van de analyticus in de spreekkamer. Hoe zien we de psychoanalytische ‘genezing’, en wat moet er gebeuren om deze te bereiken? Welke rol speelt afgunst in de relatie zoals de analysant die beleeft met zijn analyticus, de overdracht?
Literatuur:
Klein, M. (1957), Envy and Gratitude. (Zie boven.)
3. De betekenis van schaamte in de psychoanalyse.
In het derde college zal het gaan over de Kleiniaanse analyticus John Steiner en zijn theorie over ‘psychic retreats’. We zullen zien hoe de ervaring van schaamte – ‘gezien worden’, als in ‘geconfronteerd worden met de eigen kleinheid en relatieve onbetekenendheid’ – belangrijk is in het opgeven van almachtsfantasieën en in de ontwikkeling van schuldbesef en het vermogen tot het repareren van schade die is toegebracht aan anderen, in fantasie of in werkelijkheid. De verbinding met Freud’s Oedipus-complex zal worden verduidelijkt.
Literatuur:
Steiner, J. (2011), Seeing and Being Seen. (Deze literatuur wordt tijdens het college uitgedeeld, we zullen fragmenten met elkaar lezen.)
4. ‘The green-eyed monster’.
Bij het lezen van literatuur en het zien van films of theatervoorstellingen herkennen we soms (delen van) onszelf en onze naasten in de personages die het verhaal bevolken. Onder bepaalde omstandigheden zou dit zelfs een inzicht op kunnen leveren vergelijkbaar met dat na een succesvolle interpretatie door een analyticus: het beroemde kwartje valt en dit leidt tot innerlijke en gedragsmatige verandering. Het bekendste voorbeeld uit de psychoanalyse van een dergelijke werking is natuurlijk de impact op Freud van de Oedipus mythe en het begrijpen door hem van de centrale positie van het naar deze tragische held genoemde complex in de psychische ontwikkeling. Op deze avond zullen we ons bezighouden met Shakespeare’s ‘Othello’, een drama waarin pathologische jaloezie en afgunst leiden tot dood en verderf. We kunnen kijken naar fragmenten uit een opname van een recente opvoering van het stuk door Het Nationale Theater en deze bespreken. (Met veel dank aan Erna van den Berg, dramaturg van Het Nationale Theater.)
Literatuur:
Shakespeare, W.: Othello. (De meest recente Nederlandse vertaling van een iets verkorte versie van het toneelstuk door Esther Duysker zal aan het begin van dit blok worden uitgedeeld.)
Blok 6
Doen en laten in de psychoanalyse
– Daniel Helderman
Vier of vijf keer in de week, drie kwartier een open uitnodiging om alles te zeggen wat er in je opkomt. Voor sommigen is dit een aanlokkelijk vooruitzicht (“al die aandacht voor mij!”), voor anderen juist afschrikwekkend (“al die aandacht voor mij…”) of schijnbaar misplaatst (“ik heb wel wat beters te doen”). Hoe je er ook tegenaan kijkt, in een psychoanalyse komen mensen delen van zichzelf tegen die onbegrepen zijn of onzichtbaar of onhoorbaar moesten blijven. “Wo Es war, soll Ich werden”, schreef Freud in 1933. Hij wees daarmee op het belang van het bewust maken van conflictueuze of beschamende verlangens, gevoelens of fantasieën voor de algehele psychische gezondheid. Vandaag de dag hebben psychoanalytici daarnaast een therapeutisch oog voor die innerlijke belevingen die nooit tot volle wasdom gekomen zijn, en die te maken hebben met hoe wij ons hechten (of hoe wij ons ertegen wapenen), hoe wij emoties reguleren en hoe wij ons zelfbeeld in stand houden. En alle persoonlijke en relationele turbulentie die dit kan opleveren.
In deze collegereeks komt het werk aan bod dat in de therapiekamer verzet wordt. Wat wordt er van een analysant gevraagd en waarom? Wat doet een psychoanalyticus als hij op zijn handen zit en geen adviezen geeft? Wat is het materiaal waarmee er gewerkt wordt en wat hebben overdracht en tegenoverdracht daarmee te maken? Wat maakt een stilte betekenisvol? Hoe ziet een psychoanalytische behandelkamer en een psychoanalytisch “contract” eruit? En hoe weet je dat het analytische werk gedaan is? Deze vragen passeren de revue aan de hand van praktijkvoorbeelden, film en literatuur. Maar zeker ook zijn de studenten van harte uitgenodigd om zelf met voorbeelden en vragen te komen.
Literatuurtips volgen nog.
Locatie: Olympiaplein 2, 1076AB, Amsterdam
Tijdstip: woensdagavonden (data hierboven) van 19.30 – 21.30
Informatie: www.npav.nl, www.collegepsychoanalyse.nl en info@collegepsychoanalyse.nl
Kosten: € 50,- per blok
Aanmelden: per blok of voor het geheel via deze website